Wetenschapsblog: als het schuurt tussen wetenschap en praktijk
Inmiddels schrijft Eefje alweer meer dan twee jaar wetenschapsblogs voor NOBCO. Ze hoopt daarmee wetenschappelijke kennis over coaching beschikbaar te maken voor een bredere doelgroep van coaching professionals. Zelf is ze geen coach, en dus werkte ze de afgelopen tijd samen met een Master Practitioner coach om een betere brug te kunnen slaan tussen wetenschap en praktijk. Dat ging niet altijd over rozen …
Degenen die vaker de NOBCO wetenschapsblogs lezen, weten inmiddels wel dat het mijn passie is om kennis uit wetenschappelijk onderzoek te delen met de praktijk. Want: er is inmiddels best wat onderzoek gedaan naar coaching, en dat levert vaak relevante inzichten op. Al een lange tijd liep ik met het idee om die relevante inzichten in een boek verder uit te werken. Een soort naslagwerk over de huidige stand van zaken als het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar coaching. En dan vooral over vraagstukken waarover in de praktijk discussie is: kan een leidinggevende een goede coach zijn? Is het handig als coach en coachee op elkaar lijken of gedeelde ervaringen hebben? Is de relatie belangrijker dan de methode?
Toch liep ik bij het schrijven soms vast: zelf ben ik namelijk geen coach. Ik volgde weliswaar ooit een (korte) coachopleiding, coachte hier en daar wel eens wat, en liet mezelf weleens coachen. Maar ik merkte dat mijn hart toch meer lag bij de wetenschap. Voor het duiden van de onderzoeksresultaten in het licht van de coaching praktijk miste ik nog iets. En zo kwam het dat Master Practitioner coach, opleider, supervisor en (voormalig) assessor Aveline Dijkman op mijn pad kwam. Zij verrijkte het boek waar ik aan werkte met haar dijk aan ervaring. Dat begon redelijk soepel: ze voegde levendige casuïstiek toe bij de verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld over hoe ze in haar beginjaren als coach van docenten moest oppassen het ‘niet te veel in te vullen’ voor de coachee, omdat ze zelf ook docent was geweest. Of over die ene deelnemer in een coachopleiding, die een collega coachte, en waarbij de leidinggevende zich ging bemoeien met het coachtraject. Wetenschap verlevendigt met praktijk, ik was erg verheugd over die combinatie.
Maar al snel begon het te ‘schuren’: toen ze bijvoorbeeld met een casus kwam die lijnrecht tegenover de onderzoeksresultaten stond die ik tegen was gekomen. Ik raakte lichtelijk in paniek, wetende dat een levendig verhaal net zoveel impact, of zelfs meer impact, kan hebben dan droge cijfers uit een wetenschappelijk onderzoek. En ik wilde nu juist die wetenschappelijke tussenstand met een breder publiek delen. We ontdekten hoe verschillend onze werkwijze was, en dat we allebei toch wel wat in een bubbel zaten: een wetenschapsbubbel en een praktijkbubbel.
Ja, soms wisten we echt niet meer hoe het nu verder moest. Toch hadden we hetzelfde doel: het coachvak professionaliseren. En ging evidence-based coachen nou niet juist over het combineren van ‘het best beschikbare bewijs’ uit zowel wetenschap als praktijk om te komen tot zo goed mogelijke beslissingen? Ik besefte dat ik die boodschap altijd wel verkondigde, maar stiekem (en waarschijnlijk onbewust), eigenlijk bedoelde: maar de wetenschap is daarin natuurlijk wel leidend! Wat er uit onderzoek komt, dat is “hoe het zit”, dat is wat we “weten”, en dat zou de leidraad moeten zijn voor de praktijk. En als iets nog niet onderzocht is, tja, dan is het niet zo zinvol om daar in de praktijk iets mee te doen.
Maar toen kwam Aveline dus op mijn pad. Zij was als het ware de belichaming van die praktijk, in de literatuur ook wel “professional wisdom” genoemd. Zij duidde de wetenschappelijke resultaten in het licht van al haar praktijkervaring, van alle ervaringen van de deelnemers die zij opleidde, en alle reflectieverslagen die zij voorbij zag komen als assessor. Wat was daarvan dan eigenlijk de meerwaarde, vroeg ze mij. Ik krabde me achter mijn oren. Tja, daar had ze wel een punt. De wetenschap is bij uitstek de methode om zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen. Toch kan zelfs de wetenschap niet altijd een sluitend antwoord geven op al onze vragen. Er zullen altijd mitsen en maren zijn, en elk onderzoek heeft zijn eigen beperkingen. En soms ontbreekt net dat ene onderzoek dat een antwoord kan geven op onze vraag. En juist daarom is het zo belangrijk om wetenschappelijke resultaten te duiden in het licht van de praktijk.
Zelf kwam ik zo uiteindelijk tot een nieuw inzicht. Namelijk dat evidence-based coachen makkelijker is gezegd dan gedaan. Dat we wat vaker de vraag zouden moeten stellen: Hoe verhoudt het best beschikbare bewijs uit de wetenschap zich tot de praktijk? Wat is eigenlijk het best beschikbare bewijs uit de praktijk? En: waar zitten er nog “gaten” in onderzoek naar coaching? Want: die zijn er nog volop, en daarin zouden wetenschappers en coaching professionals veel meer kunnen optrekken samen. Daarvoor hoef je overigens geen boek met elkaar te schrijven, bij elkaar op de koffie gaan of een berichtje sturen via social media kan al een mooi begin zijn.
Oh, en dat boek? Dat is er gewoon gekomen: want waar het schuurt, daar ontstaat glans.
Gebruikte bronnen:
Grant, A., & O'Connor, S. (2019). A brief primer for those new to coaching research and evidence-based practice. The Coaching Psychologist, 15(1), 3-10.
Over Eefje
Dr. Eefje Rondeel (1982) is docent psychologie aan de Open Universiteit. Vanuit NOBCO is ze redactielid van het e-magazine en tevens betrokken als co-promotor bij het dissertatieonderzoek naar effectieve bestanddelen van coaching. Samen met sociaal psycholoog Pieternel Dijkstra schreef ze het boek Evidence-based Coachen. Haar nieuwe boek “Zin en Onzin over Coaching”, dat ze schrijft met Master Practitioner coach en supervisor Aveline Dijkman, verschijnt in het najaar.